
Voor de Tweede Kamer-motie van het lid Eerdmans, die oproept tot een plan met concrete maatregelen per hogeronderwijsinstelling ter versterking van de academische vrijheid, hebben Estelle Geurts, Sven Hospers, Nawin Ramcharan en ik een adviserende opinie geschreven voor het wetenschappelijk nieuwsplatform ScienceGuide.
De komst van minister Brekelmans op de Universiteit van Amsterdam (UvA) voor deelname aan room for discussion op 5 februari jl. zorgde voor veel aandacht. Vanaf het begin werd hij herhaaldelijk onderbroken door actievoerders, en beveiligers werden geïntimideerd en fysiek belaagd door zowel studenten als medewerkers van de UvA.
Dit incident staat niet op zichzelf, maar vormt een illustratie van een bredere en structurele trend binnen universiteiten: universiteiten worden steeds vaker het toneel van ideologische strijd, waarin bepaalde perspectieven worden gemarginaliseerd en afwijkende standpunten structureel op weerstand stuiten.
Kort na het incident reageerde VVD-Kamerlid Martens-America met de opmerking: "Academische vrijheid mag ook af en toe schuren." Hoe zien die schurende grenzen van academische vrijheid eruit, en hoe resistent zijn ze voor hedendaagse uitdagingen?
De grenzen aan academische vrijheid worden, zoals de KNAW beschrijft, bepaald door een aantal principes: eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. In de praktijk zien we echter dat deze onafhankelijkheid steeds vaker onder druk staat door de verschuiving van universiteiten naar maatschappelijke actoren met een normatieve agenda. De academische vrijheid inNederland daalt ondertussen: in de Academic Freedom Index is ons land afgezakt naar de 24e plaats binnen de EU, net boven Griekenland, Polen en Hongarije.
De toenemende druk op academische vrijheid en sociale veiligheid vormde voor JA21 aanleiding om eenmotie in te dienen tijdens het plenaire debat over de veiligheid op universiteiten. De aangenomen motie roept het kabinet op om, in samenwerking met hoger-onderwijsinstellingen, concrete maatregelen te nemen ter bescherming van academische vrijheid, meningsvrijheid, en van wetenschappers tegen intimidatie en ideologische druk. In dit artikel doen we vier aanbevelingen voor de uitwerking van deze motie. Daartoe bespreken we de staat van het huidige academische systeem, de onderliggende spanningsvelden en de gevolgen daarvan op vier verschillende niveaus.
Institutioneel spanningsveld
Het hoogste niveau waarop een spanningsveld ontstaat, is het institutioneel niveau. Hier wordt de algemene visie van de instellingen bepaald, die de principes van verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid tegen elkaar moeten afwegen. Onafhankelijkheid betekent in de wetenschap dat onderzoekers vrij zijn om zonder externe druk of vooringenomen doelen hun onderzoek te verrichten, hun bevindingen te publiceren en onderwijs te geven. Dit houdt in dat wetenschappelijke keuzes niet worden gestuurd door maatschappelijke bewegingen van politieke, ideologische of commerciële aard, maar uitsluitend door wetenschappelijke integriteit, methodologische zorgvuldigheid en de zoektocht naar waarheid.
Binnen universiteiten is die balans echter zoek, en wel door het dominant geworden kritisch-emancipatoire paradigma. Dat stelt dat wetenschap niet neutraal mag zijn, maar actief moet bijdragen aan sociale rechtvaardigheid en maatschappelijke verandering, wat zich vertaalt in academische visies waarin sociale gelijkheid centraal staat, en wordt bekrachtigt door slogans als 'Make positive societal Impact' of 'De Universiteit Utrecht werkt aan een betere wereld'.
De primaire taak van academische instellingen is de bevordering van wetenschap en kennis. Of die kennis vervolgens bijdraagt aan een betere wereld, is een bijzaak en prettige bijkomstigheid, geen doel op zich .Een grotere focus op maatschappelijke verantwoordelijkheid gaat ten koste van de onafhankelijkheid, waardoor er een spanningsveld ontstaat tussen wetenschap en activisme. Dit uit zich in strategische beleidskaders waarin maatschappelijke verantwoordelijkheid en impact expliciet wordt geïntegreerd in onderzoek en onderwijs. Deze beleidskaders nopen onderzoekers en docenten om zich te richten op de thema’s die daarin zijn vastgelegd – nu bijvoorbeeld sociale gelijkheid, duurzaamheid en dekolonisatie. Ze volgen dus niet puur hun wetenschappelijke nieuwsgierigheid, maar een institutionele prikkel.
Spanningsveld op beleidsniveau
Op beleidsniveau nemen universiteitsbesturen maatschappelijk verantwoorde beslissingen die een specifieke ideologische richting institutionaliseren en impliciet daarmee een norm opleggen aan de universitaire gemeenschap. Binnen instellingen komt dit bijvoorbeeld tot uiting in een reeks beleidsmaatregelen, waaronder de uitroeping van een klimaatnoodtoestand, de implementatie van een vegan campus, en de invoering van all-gender toiletten. Daarnaast worden symbolische initiatieven, zoals de intersectionaliteitsvlag en het intersectionaliteitspad actief gepromoot als uitdrukking van de universitaire identiteit.
Hoewel deze beleidsmaatregelen worden gepresenteerd als stappen naar sociale gelijkheid, duurzaamheid en inclusiviteit, creëren ze een institutionele cultuur waarin bepaalde overtuigingen als vanzelfsprekend worden beschouwd en andere perspectieven onder druk komen te staan. Dat zorgt voor een chilling effect onder studenten en docenten: wie kritisch staat tegenover de gekozen richting, kan sociale of professionele repercussie vrezen.
Ook onderzoeksagenda’s worden beïnvloedt door deze universitaire koers , waardoor bepaalde perspectieven minder snel worden gefinancierd. Universiteiten zouden juist een vrijplaats moeten zijn voor intellectuele diversiteit, maar dreigen door deze beleidskeuzes eenzijdige denkkaders te versterken.
Spanningsveld op bestuursniveau
Ook op het bestuurlijkniveau bestaat spanning rond academische vrijheid. Universiteitsbesturen bepalen steeds nadrukkelijker welke meningen en ideeën ruimte krijgen op de campus. Dit gaat niet over beleidsmaatregelen die eenzijdige denkkaders institutionaliseren, maar over het actieve handelen binnen bestaande kaders, met als gevolg dat bepaalde perspectieven structureel bevoordeeld of gemarginaliseerd worden.
Dit niveau is inherent verbonden met het vorige niveau door de vooringenomenheid in denkkaders, en uit zich in bestuurlijke beslissingen over het uitnodigen van gastsprekers, het toestaan van demonstratiesen het al dan niet samenwerken met internationale universiteiten en organisaties. Zo krijgen progressieve groepen, bijvoorbeeld klimaatactivisten, relatief eenvoudig toestemming om te demonstreren op campussen. Op de Erasmus Universiteit werden campusbezettingen zelfs ondersteund door het bestuur, uit sympathie voor de maatschappelijke doelstellingen van de bezetters.
Tegelijkertijd ondervinden studentenorganisaties metandere standpunten vaak meer beperkingen, wat vooral duidelijk wordt bij het uitnodigen van gastsprekers. Conservatieve sprekers, die afwijkende perspectieven hebben ten opzichte van het universiteitsbeleid, stuiten op aanzienlijk meer weerstand en worden vaak geweerd. Jordan Peterson werd bijvoorbeeld zowel op de Erasmus Universiteit als op de Universiteit Van Amsterdam geweigerd, waarbij de EUR expliciet aangaf dat hij niet strookt met de ‘Erasmian Values'. Ook voormalig FvD-Kamerlid Nicky Pouw-Verweij geweigerd op de EUR, en FvD-voorman Thierry Baudet mocht niet spreken aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht.
Dit soort bestuurlijke keuzes ondermijnen niet alleen de openheid van het academische debat, maar dragen ook bij aan impliciete censuur waaronder studenten en docenten met bepaalde opvattingen terughoudend worden om zich uit te spreken.
Spanningsveld op academisch niveau
Op het academische niveau werken de spanningen van de hogere niveaus door. De institutionele koers, de denk- en beleidskaders en het bestuurlijk handelen dat daaruit voortvloeit creërensamen een ideologische druk op zowel studenten als medewerkers. Dit leidt tot onderzoek en onderwijs dat vaak eenzijdig is vormgegeven. Zo worden op de EUR binnenkort verplichte klimaatmodules ingevoerd, waarin specifieke narratieven over klimaatverandering structureel worden gepresenteerd.
Daarnaast wordt kritiek op conservatieve en rechtse politici en stromingen in colleges vaker gedoogd, terwijl progressieve ideologieën minder kritisch worden geanalyseerd. Tot slot worden studenten in bepaalde vakken verplicht om voornaamwoorden te gebruiken, waarbij docenten actief toezien op naleving tijdens de les. Dit leidt ertoe dat sommige meningen niet alleen op weerstand stuiten bij medestudenten, maar soms ook bij docenten. Studenten die kritiek hebben op de verplichte institutionele kaders kunnen daardoor een verhoogd risico lopen op sociale druk, marginalisering en zelfs negatieve beoordeling.
Hierdoor ontstaat niet alleen een kloof binnen de universitaire gemeenschap, maar wordt ook de vrijheid van meningsuiting bedreigd. De KNAW stelt weliswaar dat academische vrijheid en sociale veiligheid los van elkaar staan, maar in de praktijk zijn deze onlosmakelijk verbonden. Zo rapporteerde de Staat van het Onderwijs in 2023 dat 14 procent van de studenten zich niet vrij voelt om een afwijkende mening te geven over maatschappelijke of ethische kwesties. Bovendien ervoer ongeveer 20procent dat docenten zich denigrerend uitlaten tegenover studenten. Deze ontwikkeling staat bekend als de “spiral of silence” en ondermijnt de sociale veiligheid zonder welke de academische vrijheid niet kan floreren.
Aanbevelingen
Om de academische vrijheid binnen het Nederlandse hoger onderwijs duurzaam te waarborgen, is een holistische beleidsaanpak vereist die een balans vindt tussen institutionele onafhankelijkheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Momenteel ontbreken effectieve mechanismen om dit evenwicht te waarborgen, waardoor structurele spanningsvelden ontstaan op verschillende niveaus binnen de academische gemeenschap. Dit vraagt om gerichte beleidsinterventies die enerzijds nieuwe structuren introduceren om deze balans te herstellen, en anderzijds maatregelen bevatten die de bestaande spanningen verminderen.
De volgende vier aanbevelingen kunnen een basis vormen voor een systematische versterking van academische vrijheid:
Meer bestuurlijke verantwoordelijkheid door aanscherping WHW
Momenteel vertoont de WHW Artikel 1.6 te veel lacunes over de bestuurlijke verantwoordelijkheden.De minister schuift de verantwoordelijkheid naar instellingen, en de instellingen ontwijken hun verantwoordelijkheid doordat ze geen verantwoording hoeven af te leggen. Een aanscherping van de wet is daarom sterk aanbevolen om de rol van de overheid, de academische instellingen en de betrokkenen duidelijker te definiëren en beter aan te geven hoe de academische vrijheid in acht genomen moet worden. Aanbevelingen 2 tot en met 4 kunnen hiervoor richting geven.
Versterking van institutionele neutraliteit voor meer onafhankelijkheid.
Universiteiten dienen hun primaire functie als neutrale kennisinstellingen te waarborgen en zich te onthouden van expliciete normatieve of ideologische sturing. Dit vereist heldere richtlijnen die institutionalisering van maatschappelijke agenda’s voorkomt. Deze voorwaarden kunnen in een neutraliteitscode worden opgenomen.
Versterkte rol van de overheid; niet controlerend, maar stimulerend
De overheid kan academische vrijheid niet direct corrigeren of handhaven door wetgeving, maar kan wel een stimulerende rol vervullen. Het groeiende spanningsveld tussen academische onafhankelijkheid en maatschappelijke sturing vraagt om meer bewustwording binnen universiteiten. Dit kan worden bevorderd via structurele discussiegroepen en gerichte bewustwordingscampagnes die open debat aanmoedigen. Daarnaast kunnen financiële voorwaardelijke prikkels instellingen stimuleren om intellectuele diversiteit te bevorderen.
Waarborging van transparantie als controlemechanisme
Universitaire media spelen een essentiële rol in het academische ecosysteem door bij te dragen aan transparantie en kritische reflectie op het bestuur en beleid van universiteiten. In lijn met de neutraliteitscode is een herbezinning in de inrichting van het universitaire mediabestel noodzakelijk om te waarborgen dat zij een breed spectrum aan academische en maatschappelijke perspectieven belicht. Momenteel ontbreekt het aan diversiteit in universitaire verslaggeving, wat kan leiden tot het ontbreken van verantwoording omtrent de gemaakte beleids- en bestuurlijke keuzes. Om de controlefunctie van deze media te versterken, verdient het aanbeveling om pluriformiteit te bevorderen en de aanwezigheid van meerdere onafhankelijke platformen binnen universiteiten te faciliteren.
Concluderend is een fundamentele bestuursomslag met een holistische benadering nodig om de academische vrijheid volledig te waarborgenEen actieve houding van de overheid en instellingen is daarbij vereist, zoals de aangenomen motie van JA21 stelt. Wij hopen de academische instellingen en de overheid met dit stuk een handvat te bieden voor de uitvoering van deze motie.
Estelle Geurts (Universiteit voor Humanistiek Utrecht)
Sven Hospers (Universiteit Utrecht)
Lloyd-Leonard Opdam (Universiteit Utrecht)
Nawin Ramcharan (Erasmus Universiteit Rotterdam)
Reactie plaatsen
Reacties